neerlandés

DE DUBBELGANGER VAN DEN BANKDIRECTEUR. EERSTE HOOFDSTUK. LORD LISTER, DE MENSCHENVRIEND. Lord Lister leunde behagelijk achterover met over elkaar geslagen beenen in een makkelijken fauteuil van rood leer. Zijn slanke, witte vingers speelden met een zilveren sigarettendoos. Tegenover hem zat zijn vriend Charly Brand met voorovergebogen bovenlijf, de ellebogen op de knieën. „En bevalt het je nu goed hier in de eenzaamheid?” vroeg Charly. Lord Lister bedwong een opkomend lachje. „Wel, natuurlijk! ’t Is hier heel mooi!” „Heb je prettige buren, Edward?” „Ik heb mij nog niet den tijd gegeven, visites af te steken,” was het antwoord van den lord, terwijl hij luid geeuwde en opstond uit zijn stoel. Langzaam liep hij naar het venster toe, waarvoor kostbare kanten gordijnen hingen, terwijl draperiën van wijnrood fluweel het àl te schelle licht wat temperden. „Ik zou graag willen weten, wien dat parvenu-achtige huis aan den overkant toebehoort,” merkte lord Lister op na een pauze en hij wees naar het huis aan den overkant. Charly Brand kwam naast zijn vriend staan. „Dat huis daar met dien smakeloozen gevel? Dat zal wel het eigendom zijn van den een of anderen rijk geworden slager. Misschien ook behoort het een bankier!” „Je vergist je. De eigenaar is een oude lord, maar hij ziet er uit als een veehandelaar. Hij schijnt zwaar aan jicht te lijden. Iederen morgen rijdt hij naar Hyde-Park.” „Heb je dat allemaal van hier uit gezien?” [2] „Dat allemaal, Charly—en nog veel meer.” „Bijvoorbeeld?” Brand brandde van nieuwsgierigheid. „Bijvoorbeeld heb ik nog opgemerkt, dat mijn asthmatische, rheumatische buurman een heele mooie, jonge vrouw heeft.” „Zoo!” Charly’s nieuwsgierigheid veranderde in belangstelling. „Ben je al— — —”, hij hield op, „— — —daar— —daar— —is ze dat?” vroeg hij eensklaps. Aan het tegenoverliggende venster verscheen een gestalte, in het wit gekleed, met lichtblond haar. De beide heren zagen duidelijk, dat zij opgewonden door de kamer liep en als in vertwijfeling de handen wrong. „Daar is ze”, sprak lord Lister, „wat zou haar schelen?” „Natuurlijk ruzie met haar man! Ze zal wel niet bijzonder gelukkig zijn!” „Dat is te begrijpen!” Daar kwam het blonde hoofd weer van achter de gordijnen te voorschijn. Een paar groote, bedroefde oogen keken den tuin in en langs het hek, dat het huis van den straatweg afsloot. „Als een gevangen vogel in een vergulde kooi,” vergeleek Charly. De witte gestalte ging in een leunstoel aan het venster zitten en verborg snikkend het gelaat in beide handen. Lord Lister keerde zich van het venster af en keek zijn vriend ernstig aan. „Een arme, lijdende vrouw—te midden van de weelderigste pracht, kon ik haar maar helpen!” „Dat is altijd jouw eerste gedachte!” sprak Charly, „Jij bent een menschenvriend van het zuiverste water, Edward! Overigens is het denkbeeld waarlijk nog niet zoo onuitvoerbaar. Jij kunt heel gemakkelijk als nieuwe buurman een bezoek afsteken en dan het terrein gaan verkennen. „’t Blijft natuurlijk nog een andere vraag of je kunt helpen!” „Ik kan het probeeren. Maar ik ben bang, dat men mij niet zal kunnen ontvangen. Een uitvlucht is makkelijk te vinden. De lord heeft drukke zaken—mevrouw heeft hoofdpijn, enzoovoorts!” Zijn vriend haalde de schouders op. „Ja, daarmee moet je natuurlijk rekening houden, Edward!” Een oogenblik aarzelde lord Lister. Hij keek nog eens naar de slanke gestalte aan den overkant. Toen stapte hij met resoluut gebaar zijn slaapkamer binnen. Hij was in elegant visite-toilet, toen hij weer te voorschijn kwam. Voor den spiegel strikte hij zijn das en uit een grooten flacon besprenkelde hij zich met een eigenaardig riekend parfum. Hij keek in den spiegel—en was tevreden. In zijn knoopsgat stak hij een prachtige orchidee, toen nam hij zijn handschoenen en sloeg er zijn vriend luchtigjes mee op den schouder. „Tot straks, Carlo mio!” „Jij bent een man van de daad, Edward!” Lord Lister verdween. Even daarna schelde Raffles aan het huis aan de overzijde aan. Een bediende in livrei opende en boog diep. Lord Lister gaf hem zijn kaartje. Hij volgde den livreibediende niet door het park, maar sloeg een zijweg in. Langs donkere dennen kwam hij over een smalle, witte brug van berkenhout die over een beek [3]lag. Achter een boschje hoorde hij zeer luid snikken. Met een paar stappen was lord Lister op die plek en boog de takken uit elkaar. Op een steenen bank zat daar lady Daisy Montgomery, die den vreemdeling aanzag met een bleek, beschreid gelaat. „Vergeef mij mijn onbescheidenheid,” smeekte hij, zich voorstellend en hij vertelde, dat hij als buurman een bezoek kwam brengen. De blonde schoonheid trachtte zich te beheerschen, terwijl de lord haar vertelde dat hij het verrukkelijke park wat nader wilde bekijken en toen verdwaald was. Zij poogde te spreken, doch snikken belette haar voort te gaan en wanhopig zonk zij op de bank terug. „Mevrouw,” sprak de bezoeker geheel verward, „kan ik u misschien met iets van dienst zijn?” „Ja, help mij!” klonk het toen met wanhopigen schrei, „bevrijd mij van die duivel in menschengedaante!” Toen, plotseling opschrikkend, vervolgde zij: „Maar wat moet ge wel van mij denken. Ge kent mij niet eens!” Met zwakke, aarzelende stem vertelde zij hem haar lijdensgeschiedenis van heel haar ongelukkig huwelijk. Het was het oude lied—het oude leed. Een jonge, schoone, geestelijk hoogstaande vrouw was gekoppeld aan een ouden man, een man van laag gehalte, die, toen hij begreep, dat hij nooit haar liefde zou winnen, haar kwelde op alle mogelijke manieren. De maat van haar lijden was vol—en waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Zij had zich voor haar familie opgeofferd. Haar vader, van ouden adel, was totaal geruïneerd. Hij had juist haar man een bezoek gebracht en dit had aanleiding gegeven tot een nieuwe scène. Lord Lister vroeg niet naar de reden van dit bezoek, toen lady Montgomery zweeg. „En is er niets, dat eenige vreugde brengt in uw treurig leven?” „Als mijn ouders slechts onafhankelijk van hem waren of als het hun slechts mogelijk was, weer in het bezit van hun kostbare familiejuweelen te geraken—” Het geluid van stemmen deed haar ophouden. „Het spijt mij, dat ik het niet met u eens ben, baron Bassing”, hoorde men iemand zeggen op hoonenden toon, „het is u zeker hetzelfde, op welke wijze ik de vordering heb ontvangen, een feit is het, dat zij bestaat. Een feit is het ook, dat ik totnogtoe geen cent heb teruggekregen. Ge hebt mij wel een onderpand gegeven, maar wat zijt ge nu verder van plan te doen?” Rillend verborg Daisy het gelaat in de handen. „Mijn man”, stamelde zij, „en mijn arme vader.” „Laat ons gaan, opdat wij geen ongewenschte toehoorders worden,” stelde lord Lister voor. Maar zij maakte een ontkennend handgebaar en tegelijkertijd klonk een zachte, welluidende stem. „Ge vergeet, Montgomery, dat mijn dochter Daisy, toen zij uw aanzoek aannam, de voorwaarde maakte— —” Een spotlach belette den baron verder te gaan. „De voorwaarde stelde—neen maar, die is goed! Dat lijkt op afpersing, baron! Ik heb destijds die vrouwengril ingewilligd. Natuurlijk denk ik er geen oogenblik aan, dat belangrijke ding uit handen te geven.” Een gloeiende blos kleurde het gelaat der schoone vrouw. Haar man vervolgde: „Ik geef u nogmaals een termijn, baron! Als ge dan uw verplichtingen weer niet nakomt, zijn de juweelen mijn eigendom geworden—” Men hoorde een heftige tegenspraak—toen waren de beide heeren voorbijgegaan. „Is het speelschuld?” vroeg lord Lister fluisterend. [4] „Ja,” antwoordde Daisy en na een pauze vervolgde zij: „Ik heb mij opgeofferd, maar het offer bracht ik te vergeefs”. Met vlammende oogen richtte zij zich op. Haar schoonheid had op dat oogenblik iets duivelsch en in stomme bewondering volgden lord Listers oogen de lijnen van haar slanke gestalte met den gouden haartooi. „Het water steeg mijn vader tot de lippen, toen hij zijn hooge speelschuld moest betalen en om zich te redden, nam hij de hulp aan van Montgomery, die aanbood hem te helpen doch dit deed tegen ongelooflijke woekerwinsten. „Terwijl die geschiedenis zich afspeelde, kwam Montgomery natuurlijk druk bij ons aan huis. Den meesten tijd bracht hij dan door in de studeerkamer van mijn vader. Ook werd hij bij ons aan tafel genoodigd en dan legde hij tegenover mij steeds een dwaze galanterie aan den dag. „Ik nam natuurlijk die beleefdheid van den ouden heer heel nuchter op, totdat ik op zekeren dag moest ervaren, dat het bittere ernst was. „Op zekeren dag zocht hij mij in het park en toen maakte hij het mij zóó lastig, dat ik hem ruw terugwees. „Tandenknarsend ging hij heen en ik verkeerde in de veronderstelling, dat ik nu voorgoed van hem af was. „Maar de mensch wikt— — — „Intusschen scheen het, alsof de oude glans en praal weer terugkeerde in ons huis. Mijn ouders herleefden, mijn broer Guinny kon de officiersuniform blijven dragen, schulden werden gedelgd en nieuwe inkoopen gedaan. „Maar het geluk gaat op wieken en op zekeren dag was het weer weggevlogen. „Montgomery had verscheiden wissels van mijn vader opgekocht en bood deze nu aan op een tijd, toen onze financiën door beursspeculaties er allesbehalve gunstig voorstonden. Om de maat vol te meten kwam op zekeren avond mijn broer Guinny bleek en verstoord thuis en biechtte, dat hij duizend pond sterling had verspeeld. Hij smeekte vader, hem niet ongelukkig te maken en hem de som te verstrekken. „Zijn schuldenaar was—sir Montgomery! „O, hoe haat ik dien satan in menschengedaante, die de macht van het geld zoo schandelijk misbruikt! „Maar luister verder! „Mijn vader zette allen trots op zij en deelde Montgomery den juisten stand van zaken mee. Hij luisterde met over elkaar geslagen armen. „Toen vroeg hij een onderpand voor het geleende kapitaal en met bloedend hart gaf mijn vader hem de kostbare familiejuweelen. „Laat ik kort zijn! „De speelschulden van mijn broeder noodzaakten vader opnieuw aan te kloppen bij den schurk. „Tegen zijn verwachting werd hij terstond geholpen! Maar toen kwam het vreeselijke! Montgomery stelde een verschrikkelijke voorwaarde!” Door smart overweldigd zweeg lady Montgomery. Lord Lister greep haar smalle koude hand. „Ik weet nu alles, madame”, sprak hij op weeken toon, „hij vroeg u tot vrouw. Nietwaar?” Zij knikte droevig en een traan viel van haar lange wimpers. „God alleen weet, hoe ik geleden heb, voordat ik daartoe besloot,” fluisterde zij onder tranen, „dag en nacht heb ik gestreden, totdat ik toevallig in een aangrenzende kamer achter de portiêre er getuige van was, dat mijn vader de hand aan zich zelf wilde slaan. „Met één sprong was ik hem terzijde en ontrukte hem de revolver. „Deze beslissing werkte beslissend over mijn leven. [5]Zonder mij nog een oogenblik verder te bedenken, nam ik het aanzoek aan, doch tegelijkertijd stelde ik de voorwaarde, dat de kostbare familiejuweelen weer aan mijn ouders zouden worden teruggegeven. De lord beloofde dit na het huwelijk te zullen doen. „Hij heeft zijn woord niet gehouden.” „Bewaart hij die juweelen zelf?” vroeg Lord Lister. „Ja,” antwoordde Daisy, „hij verbergt ze, alsof ze zijn eigendom waren, in een brand- en inbraakvrije kluis.” „Ik ga nu heen, madame,” sprak Lord Lister, „ge kunt steeds op mijn hulp rekenen.” „Daar komt mijn man terug,” viel ze hem in de rede. „Ik ga mijn armen vader opzoeken.” Met deze woorden verdween zij in het park, terwijl lord Lister den grondbezitter te gemoet ging, die het visitekaartje van den bezoeker in de hand hield. „Ik zoek u al geruimen tijd, lord, maar ik zie dat mijn echtgenoote u gezelschap heeft gehouden.” „Ja, die eer is mij te beurt gevallen. Ik had het genoegen—” Lord Montgomery viel hem in de rede. „Wij hadden eigenlijk al kennis met elkaar gemaakt, voordat gij mij een bezoek bracht,—al was het ook slechts op een afstand. Ik heb u reeds herhaalde malen bewonderd, als gij op uw prachtigen goudvos wegreedt. Maar laat ons in huis gaan,” liet hij er op volgen. De heeren gingen met elkaar naar binnen, en namen plaats in gemakkelijke fauteuils. „Gevoelde mijn vrouw zich niet al te wel?” „Neen, uw vrouw scheen zware hoofdpijn te hebben.” „Allemaal kuren, niets dan kuren. ’t Heeft natuurlijk weer geen zier te beteekenen,” sprak de liefhebbende echtgenoot. Lord Lister keek de kamer eens rond. Deze was met zware eikenhouten meubels gestoffeerd. Op een tafeltje, dat met parelmoer was ingelegd, stond een kostbaar kistje van gedreven zilver. Lord Lister bekeek het met belangstelling. „Bewaart ge uw schatten daarin?” vroeg hij langs zijn neus weg. „De hemel beware mij, dat zou immers onverantwoordelijk zijn,” antwoordde Montgomery, „die bewaar ik in een brand- en inbraakvrije kluis, hier onder deze kamer, in een getralied gewelf”. De heeren praatten nog geruimen tijd over de jacht en andere vermaken, tot lord Lister opstond om heen te gaan. „Dit wilde ik u nog zeggen,” sprak de gastheer, „vandaag over een week geven wij onze eerste groote partij. „De uitnodigingskaarten zijn nog niet verzonden,—maar ik hoop toch, dat wij op uw tegenwoordigheid mogen rekenen?” De oogen van Raffles schitterden even. Hij nam de uitnoodiging gaarne aan. De heeren wisselden nog eenige beleefdheden, en toen stond Raffles op. „Ik mag dus op u rekenen?” „Met veel genoegen.” Een bediende opende de deur, en terwijl hij zich verwijderde, zag lord Lister achter in het park de lichte japon der beklagenswaardige vrouw, naast een voornaam uitzienden heer, met witte haren. Charly Brand wachtte zijn vriend met gespannen belangstelling. Bij zijn thuiskomst liep hij naar hem toe, en keek hem nieuwsgierig aan. „Je komt laat Edward! Heb je wat nieuws gehoord daar aan den overkant?” „Ja, dat heb ik.” „Wat is het! Houd mij niet te lang in spanning?” Raffles dacht er niet aan, iets te vertellen. „Ik moet nu weg, Charly. Ga je een eindje met me mee?”— — — — — — [6] [Inhoud] TWEEDE HOOFDSTUK. IN HET HOL VAN DEN CYCLOOP. In het donkerste Londen, aan het eind van een duistere, morsige zijstraat, staat een oud, vervallen huis. Door de vensters, waarvoor geen gordijnen hangen, kijken dikwijls woeste, ruwe gezichten, als schelle hulpkreten door de straat snerpen. Dan luisteren die woestaards om te spieden of iets van hun gading is, en even later verdwijnen de gelaatstrekken weer. Iederen nacht vallen er slachtoffers in deze straat, maar nooit komt iemand de bedreigden te hulp, die in een donkeren hoek worden gelokt en dan worden uitgeschud en vermoord. Ontelbare boeven hebben hier hun schuilplaatsen in de vele kroegen. Ook in het oude huis op den hoek, voert een oude vervallen wenteltrap naar een kelderwoning, waar een kroeg wordt gehouden. Een goedgekleede jongeman was juist de trappen afgedaald. Beneden gekomen klopte hij drie keer aan. Onmiddellijk werd een grendel terzijde geschoven. Een luid hallo! begroette den binnentredende, die de pet van het blonde hoofd nam. „Alle drommels, oude jongen, slaap je? Zeg Cycloop, geef nu gauw een whisky!” De eenoogige herbergier haastte zich te brengen wat hem gevraagd werd, terwijl allen, die in de kroeg aanwezig waren in een kring zich schaarden om den blonden jongen. Nu verscheen de Cycloop met de gevulde glazen. Uit een ruw, onverschillig gelaat staarde een grijs-groen oog met bloederige randen uit de holte. De gladgeschoren vierkante kop stond op een langen hals. Zijn gestalte was hoog en stevig. Allen stootten aan. „Dat is een goede dag, kerels,” riep een klein mager mannetje uit. „Eerst heeft Zwarte Samuel een rondje gegeven, en nu zet Blonde Jimmy de kroon op het werk. Lang leven Blonde Jim en Zwarte Sam!” Ze stootten nogmaals aan. „Vertel eens op kerel, hoe ben je aan de duiten gekomen? Heb je ergens een lade gelicht?” De anderen brulden van pret. „Pas op,” riep Jim, „hou je bek, of ik sla er op.” „Ga zitten, Jimmy,” suste de Cycloop, „en vertel ons de geschiedenis van je mazzematten. Of wil je die bron net zoo geheim houden als Zwarte Sam?” [7] „Ja, ik zal het jullie vertellen.” En Jim sprong op de massief eikenhouten tafel. „Ik zat dan weer eens voor den zooveelsten keer in nieuwe moeilijkheid en keek voortdurend te vergeefs uit naar een goed zaakje. „Ik ging wat bungelen voor de Washington-Street. En terwijl ik in de winkelvensters mijn mooie beeltenis sta te bewonderen, krijg ik plotseling een fijn idee. En nauwelijks is dat idee in mijn kop, of ik moest het ook uitvoeren, want het jeukte in al mijn vingers. „Vroolijk zwaaide ik mijn wandelstokje en neuriede een wijsje, terwijl ik een kleinen winkel binnentrad. „Met voorbedachten rade had ik geen groote zaak uitgekozen, omdat ik liefst zoo weinig mogelijk toeschouwers wenschte. Ik had mij er van overtuigd, dat binnen in den winkel slechts één persoon zich bevond, een jongen, met een gezicht vol zomersproeten en melkboerenhondenhaar. „Dus ging ik binnen.” „Wat verlangt mijnheer?” Met deze woorden kwam de sproetige naar voren. Lachend zette ik mijn cylinder op de toonbank. „Doe dien vol stroop,” beval ik. Hij keek me verbluft aan, en scheen aan mijn verstand te twijfelen. „Gauw een beetje,” zei ik, „het gaat om een weddenschap. Hier vlak bij, in Waterloo-Hotel! Gauw wat, ik heb geen tijd.” De sproetige grijnsde over zijn geheele gezicht. „Maar meneer, die mooie zijden hoed!” „Dat komt er niet op aan,” zei ik, „de weddenschap brengt me heel wat meer op.” Hij grijnsde met een mond, die tot zijn ooren wegtrok en begon achter de toonbank den hoed met de kleverige stof te vullen. „Wat kost het?” vroeg ik. „Precies een schilling”, antwoordde hij. Ik legde een banknoot van een pond op de toonbank, die ik even tevoren een dame had gerold. Langzaam trok hij de geldla open om mij terug te geven, maar in hetzelfde oogenblik greep ik den hoed vol stroop en stolpte hem dien krachtig over het hoofd! Ik verzeker jullie, jongens, dat het een allemachtig lollig gezicht was. Fluks haalde ik het geld uit de la, greep de pet van den jongen, die aan een spijker hing en maakte mij uit de voeten. De kerel kon niet schreeuwen, zijn mond was hem dichtgekleefd met een lekker zoet pleistertje en zien kon hij ook niets, want voor zijn oogen was het stikdonkere nacht!” De luisteraars hadden af en toe den verteller onderbroken door luid gelach, waaraan dit keer schier geen eind scheen te komen. „Hallo! Daar achter zit nog iemand!” riep Jimmy en inderdaad zat daar op een bank in elkaar gedoken, een eenzame gestalte. „Zeg, Heinrich, zit je te spinnen?” brulde een pokdalige kerel, en een tweede voegde erbij: „Zeg, Heinrich, met de gebeten wangen, treur je nog altijd om rooie Sien? Die komt toch niet terug!” „Kom, drink eens leeg”, moedigde Jim hem aan, terwijl hij hem bij den arm greep. Een somber, verstoord gezicht, op een der wangen een vreemd litteeken, als veroorzaakt door een menschenbeet, keek op. „Wat is er met rooie Sien?” vroeg Jim. „Die is er vandoor gegaan,” antwoordde een der anderen met ruwen lach, maar Charles, een monteur, verklaarde: [8] „Sien was Heinrichs liefje. Kort geleden hebben ze samen juweelen gestolen. Iederen dag hadden ze ruzie om de verdeeling van den buit, totdat rooie Sien een paar dagen geleden plotseling verdwenen is— —” In hetzelfde oogenblik had een der kerels een gummistok opgenomen, die op tafel lag. Hij hield het gevaarlijke wapen als een fluit voor den mond, en terwijl hij op smachtenden toon een bekend wijsje floot, begon Zwarte Sam te zingen: „Ach, waar is zijn liefje gebleven, Ach waar is zijn brave vrouw, Lief Sientje heeft snood hem verlaten, Zij bleef hem niet langer trouw!” En de heele bende viel in koor in: „Lief Sientje heeft snood hem verlaten Zij bleef hem niet langer trouw!” „Ellendelingen!” brulde de geplaagde, terwijl hij, de vuisten gebald, opsprong. De toornader op zijn voorhoofd was hoog gezwollen, de verglaasde oogen schenen uit het hoofd te zullen vallen. Een dierlijke woede sprak er uit zijn trekken. Hij vloog op Zwarte Sam af en greep hem in de keel. „Halt!” donderde plotseling een doordringende mannenstem. Verschrikt stoven allen uit elkander. „De groote onbekende!” werd gefluisterd. Hoog opgericht stond daar een slanke mannengestalte in elegant pak, het gelaat verborgen achter een zwart masker. Weelderig donker haar kwam onder zijn cylinder vandaan. Zijn slanke gestalte gaf hem iets vorstelijks. Zonder een enkel woord te spreken, keek hij dreigend van den een naar den ander, toen verdween hij. De cycloop schonk aan het buffet verschillende dranken in en volgde toen den vreemdeling. De anderen spraken slechts fluisterend. Heinrich met de gebeten wang was al weer vergeten. Daar kraakte de deur opnieuw. „Jim en Jack, ga naar binnen”, meldde de cycloop. Het tweetal haastte zich, aan dit bevel gehoor te geven. Zij gingen de deur uit en kwamen in een donkere gang, waar zij vlak achter elkander loopend, voorzichtig voortschoven. Matrozen-Jack scheen den weg beter te kennen dan Jim. Hij bracht den kameraad zwijgend door een doolhof van gangen. „Zie je, Jack,” viel Jim eensklaps in, „’t is toch een groote eer voor ons, dat de chef juist ons liet roepen.” „Hou je bek,” snauwde Jack. Zij hielden stil voor een deur. Jack klopte drie keer. „Binnen”, klonk een metalen geluid. Zij openden de deur en betraden een elegant gemeubelde kamer. Op een tafel stonden de dranken, door den cycloop ingeschonken, voorts een nog onaangeroerd ontbijt, een flesch wijn en een kistje sigaren. John Raffles, de gemaskerde, zat in een leunstoel. „Goeden avond,” sprak hij. Voor hem op tafel lagen klinkende, nieuwe inbrekerswerktuigen en in een hoek naast de kachel stond een groote, geopende koffer, waarin een zuurstofapparaat van de nieuwste vinding zich bevond. [9] „Gaat zitten,” zei Raffles met een uitnoodigende handbeweging. Hij schoof het kistje sigaren naar het tweetal toe, dat zich bediende en dankend boog. Eerst toen het tweetal rookend was, begon de meesterdief te spreken. „Ik heb een grootsch plan,” begon hij, „waarbij ik een paar van jelui noodig heb. „Hoe staat het met jullie instrumenten?” Matrozen-Jack grijnsde. Toen keek hij met begeerigen blik naar het werktuig, dat op tafel lag. „Bij de laatste inbraak heb ik al mijn beste spulletjes er bij ingeschoten, chef!” John Raffles nam een paar van de stalen voorwerpen en overhandigde ze den verheugden Jack. Ook Jim werd van het noodige voorzien. „En nu kunnen we overgaan tot de orde van den dag,” merkte hij op, „de plaats voor jullie werk is het huis van lord Montgomery. ’t Is te doen om kostbare familiejuweelen! „De kast, die geopend moet worden, is van het allernieuwste systeem. Zij staat in het gewelf, dat in het sousterrain is gelegen. Morgen is er een groote partij, de nachtelijke uren tusschen elf en één is de beste tijd om den slag te slaan.” Hij stond op en grendelde de deur. Op fluistertoon ging hij toen verder. Geruimen tijd later gingen de bezoekers weg, en door de donkere gangen bereikten zij al spoedig hun kameraden weer. De handen op den rug, liep de groote onbekende de kamer op en neer. Voor den koffer bleef hij toen staan en keek naar den inhoud. „Wij zullen de familie Bassing weer in het bezit stellen van haar eigendommen, oude vrek”, mompelde hij tusschen zijn witte tanden.

inglés

THE BANK DIRECTOR'S DOUBLE PASSENGER. FIRST CHAPTER. LORD LISTER, THE FRIEND OF MAN. Lord Lister sat comfortably back, legs crossed, in a comfortable red leather armchair. His slender white fingers played with a silver cigarette case. Opposite him sat his friend Charly Brand, his torso bent over, elbows on his knees. "And do you like it here in the solitude?" asked Charlie. Lord Lister suppressed an emerging laugh. “Well, of course! It's very beautiful here!" "Do you have pleasant neighbours, Edward?" "I have not yet given myself time to make visits," replied the lord, as he yawned loudly and rose from his chair. He walked slowly to the window, which hung precious lace curtains, while draperies of wine-red velvet dampened the all too harsh light. "I should like to know who owns that upstart-esque house across the street," remarked Lord Lister after a pause, pointing to the house across the street. Charly Brand came and stood next to his friend. "That house over there with that tacky facade? It must be the property of some rich butcher. Perhaps it also belongs to a banker!” "You are mistaken. The owner is an old lord, but he looks like a cattle dealer.He seems to be suffering from gout. He drives to Hyde-Park every morning.” "Have you seen all that from here?" [2] "All that, Charlie—and much more." "For example?" Fire burned with curiosity. "For instance, I have noted that my asthmatic, rheumatic neighbor has a very beautiful young wife." "So!" Charlie's curiosity turned to interest. “Are you———,” he stopped, “———there——there——is she?” he asked suddenly. At the opposite window appeared a figure, dressed in white, with light blond hair. The two gentlemen saw clearly that she was walking excitedly about the room, wringing her hands as if in despair. "There she is," said Lord Lister, "what should she care?" “Of course quarrel with her husband! She must not be very happy!" "That is understandable!" There the blond head emerged from behind the curtains again. A pair of large, sorrowful eyes looked into the garden and past the gate which closed the house from the road. "Like a captive bird in a gilded cage," compared Charly.The white figure sat down in an armchair by the window and, sobbing, hid his face in both hands. Lord Lister turned from the window and looked earnestly at his friend. "A poor, suffering woman—in the midst of the most opulent splendor, if only I could help her!" "That's always your first thought!" said Charly, "You are a friend of the purest water, Edward! Besides, the idea is really not so impracticable. You can easily pay a visit as a new neighbor and then explore the grounds. “Of course it remains another question whether you can help!” “I can try. But I am afraid that they will not be able to receive me. An escape is easy to find. The lord has a busy business—madam has a headache, and so on!” His friend shrugged. "Yes, of course you have to take that into account, Edward!" For a moment Lord Lister hesitated. He looked again at the slender figure across the street. Then he stepped resolutely into his bedroom. He was in elegant visiting restroom when he reappeared. In front of the mirror he tied his tie, and from a large flask he sprinkled himself with a peculiar odorous perfume. He looked in the mirror—and was pleased.He stuck a beautiful orchid in his buttonhole, then took his gloves and lightly slapped his friend on the shoulder with them. "See you later, Carlo mio!" "You are a man of action, Edward!" Lord Lister disappeared. Moments later, Raffles yelled at the house across the street. A livery servant opened and bowed deeply. Lord Lister handed him his ticket. He did not follow the livery attendant through the park, but turned into a side road. Past dark pines he came over a narrow white bridge of birch wood that lay over a stream [3]. Behind a bush he heard sobbing very loudly. In a few steps Lord Lister was there and the branches parted. Lady Daisy Montgomery sat on a stone bench, looking at the stranger with a pale, blotchy face. "Forgive my immodesty," he pleaded, introducing himself, and told that he was coming to visit as a neighbor. The fair-haired beauty tried to control herself, while the lord told her that he wanted to take a closer look at the delightful park and was lost. She tried to speak, but sobbing prevented her from going on, and she sank back desperately on the couch."Ma'am," said the visitor, quite confused, "can I be of any service to you?" "Yes, help me!" it sounded then with a desperate cry, "deliver me from that devil in human form!" Then, suddenly startled, she continued: “But what must you think of me? You don't even know me!" In a weak, hesitant voice she told him her history of suffering throughout her unhappy marriage. It was the old song—the old sorrow. A young, beautiful, spiritually eminent woman was coupled with an old man, a man of low rank, who, realizing that he would never win her love, tormented her in every way. The measure of her suffering was full—and what the heart is full of, the mouth overflows. She had sacrificed herself for her family. Her father, of ancient nobility, was utterly ruined. He had just visited her husband and this had given rise to a new scene. Lord Lister did not ask the reason for this visit when Lady Montgomery was silent. "And is there nothing that brings any joy to your sad life?" “If only my parents were independent of him, or if it were only possible for them to regain possession of their precious family jewels—” The sound of voices stopped her."I am sorry to disagree with you, Baron Bassing," someone was heard to say in a scornful tone, "it is certainly the same to you, in which way I have received the claim, the fact is that it exists. . It is also a fact that I have not received a cent back so far. You have given me a pledge, but what else do you intend to do?” Shivering, Daisy hid her face in her hands. “My husband,” she stammered, “and my poor father.” "Let us go, lest we become unwanted hearers," suggested Lord Lister. But she made a gesture of denial, and at the same time there was a soft, melodious voice. "You forget, Montgomery, that my daughter Daisy, when she accepted your proposal, made the condition——" A mocking laugh prevented the Baron from going on. "The condition was—no, but it's good! That looks like extortion, Baron! I gave in to that woman's whim at the time. Of course I don't for a moment think of handing over that important thing." A glowing blush colored the beautiful woman's face. Her husband continued: "I give you another term, Baron!Then if you do not fulfill your obligations again, the jewels have become my property—” A vehement contradiction was heard—then the two gentlemen had passed by. "Is it gambling debt?" Lord Lister asked in a whisper. [4] "Yes," replied Daisy, and after a pause continued: “I sacrificed myself, but the sacrifice was in vain.” She straightened up with flaming eyes. There was something devilish about her beauty at that moment, and Lord Lister's eyes followed the lines of her slender figure with the golden headdress in dumb admiration. "My father was up to his lips when he had to pay his high gambling debt, and to save himself he enlisted the help of Montgomery, who offered to help him, but did so at unbelievable profiteering. “As that story unfolded, Montgomery naturally came to our house busy. He spent most of his time in my father's study. He was also invited to our table, and he always displayed a foolish gallantry towards me. "Of course I took the old gentleman's politeness very soberly, until one day I had to realize that it was very serious. "One day he was looking for me in the park, and then he made it so difficult for me that I roughly pointed him back."Grinding my teeth, he left, and I thought I was rid of him for good. "But man proposes——— "Meanwhile it seemed as if the old splendor returned to our house. My parents revived, my brother Guinny could continue to wear the officer's uniform, debts were paid and new purchases made. “But luck is waning, and one day it flew away again. “Montgomery had bought several bills from my father and was now offering them at a time when stock market speculation made our finances anything but favourable. One evening my brother Guinny came home to measure the measure, pale and disturbed, and confessed that he had lost a thousand pounds sterling. He begged Father not to make him unhappy and to give him the sum. "His debtor was—Sir Montgomery! "Oh, how I hate that Satan in human form who so shamefully misuses the power of money! “But listen further! "My father set all pride aside and informed Montgomery of the true state of affairs. He listened with folded arms. “Then he asked for a pledge for the borrowed capital, and with a bleeding heart my father gave him the precious family jewels. “Let me be brief!"My brother's gambling debts forced father to knock on the villain's door again. “Against his expectations he was immediately helped! But then came the terrible! Montgomery made a terrible condition!” Overwhelmed with grief, Lady Montgomery was silent. Lord Lister grabbed her narrow cold hand. 'I now know everything, madame', he said softly, 'he asked you to wife. Not true?" She nodded sadly and a tear fell from her long lashes. "God only knows how I suffered before I made up my mind," she whispered with tears, "I fought day and night, until I happened to witness in an adjoining room behind the doorkeeper my father's hand wanted to hit himself. “With one leap I was past him and wrested the revolver from him. “This decision had a decisive impact on my life. [5]Without a second thought, I accepted the proposal, but at the same time I made the condition that the precious family jewels should be returned to my parents. The lord promised to do this after the marriage. "He has not kept his word." "Does he keep those jewels himself?" asked Lord Lister."Yes," replied Daisy, "he hides them, as if they were his property, in a fireproof and burglar-proof safe." "I am going now, madame," said Lord Lister, "you can always count on my help." "There comes my husband back," she interrupted. "I'm going to see my poor father." With these words she disappeared into the park, while Lord Lister went to meet the landowner who was holding the visitor's calling card in his hand. "I've been looking for you for a long time, lord, but I see my wife has kept you company." “Yes, that honor has fallen to me. I had the pleasure—” Lord Montgomery interrupted him. "We had actually already met before you paid me a visit—even if only at a distance. I have admired you several times already, when you rode away on your beautiful gold fox. But let's go home," he added. The gentlemen entered together and took place in comfortable armchairs. "Didn't my wife feel too well?" "No, your wife seemed to have a bad headache." “All cures, nothing but cures. It doesn't mean a thing, of course," said the loving husband.Lord Lister looked around the room. It was upholstered with heavy oak furniture. On a table inlaid with mother-of-pearl was a precious box of hammered silver. Lord Lister watched it with interest. "Do you keep your treasures therein?" he asked casually. "God forbid, that would be irresponsible," replied Montgomery, "I keep it in a fireproof and burglar-proof safe, below this room, in a barred vault." The gentlemen talked for a long time about hunting and other amusements, until Lord Lister rose to leave. "I wanted to tell you this," said the host, "today in a week's time we will give our first large party. "The invitation cards have not yet been sent—but I hope we may count on your presence?" Raffles's eyes sparkled for a moment. He readily accepted the invitation. The gentlemen exchanged a few more pleasantries, and then Raffles rose. "So I can count on you?" "With pleasure." A servant opened the door, and as he withdrew, Lord Lister, at the back of the park, saw the lamentable woman's light gown, beside a distinguished-looking gentleman, with white hair. Charly Brand waited for his friend with keen interest.When he got home he walked over to him and looked at him curiously. "You're coming late Edward! Did you hear any news over there?” "Yes I have." "What is it! Don't keep me in suspense too long?" Raffles didn't think of saying anything. "I must go now, Charlie. Will you come with me?”— — — — — — [6] [Contents] SECOND CHAPTER. IN THE CAVE OF THE CYCLOPE. In the darkest London, at the end of a dark, dingy side street, stands an old, dilapidated house. Fierce, rough faces often look through the windows, from which there are no curtains, as shrill cries for help shriek through the street. Then the savage listen to see if there is anything they like, and a moment later the features disappear again. Every night there are victims on this street, but no one ever comes to the aid of the threatened, who are lured into a dark corner and then shaken out and killed. Countless crooks have their hiding places in the many pubs. Also in the old house on the corner, an old dilapidated spiral staircase leads to a cellar house, where a pub is kept. A well-dressed young man had just descended the stairs. When he got downstairs he knocked three times. Immediately a bolt was pushed aside. A loud hello!greeted the entry, who took the cap from the blond head. "All you bastards, old boy, are you asleep? Say Cyclops, give me a whiskey now!" The one-eyed innkeeper hastened to bring what was asked of him, while all those in the tavern gathered in a circle around the blond lad. Now the Cyclops appeared with the filled glasses. From a rough, indifferent face, a grey-green eye with bloody edges stared out of the hollow. The clean-shaven square head stood on a long neck. His stature was tall and sturdy. All nudged. "That's a good day, fellows," exclaimed a thin little man. “First Black Samuel gave a round, and now Blonde Jimmy is crowning the job. Long live Blonde Jim and Black Sam!” They nudged again. "Tell me, dude, how did you get the money? Did you lift a drawer somewhere?” The others roared with delight. "Watch out," cried Jim, "shut up, or I'll hit it." "Sit down, Jimmy," soothed the Cyclops, "and tell us the story of your luck mats. Or do you want to keep that source as secret as Black Sam?" [7] "Yes, I'll tell you." And Jim jumped onto the solid oak table."I was once again in new trouble for the umpteenth time, and was constantly looking in vain for a good deal. “I went dangling in front of Washington Street. And while I'm standing in the shop windows admiring my beautiful image, I suddenly get a nice idea. And hardly is that idea in my head, when I had to execute it too, because it itched in all my fingers. “Gaily I waved my cane and hummed a tune as I entered a small shop. "I had not premeditatedly selected a large case, because I wanted as few spectators as possible. I was convinced that inside the shop there was only one person, a boy, with a face full of freckles and milkman's dog hair. "So I went in." "What do you want, sir?" With these words the freckled came forward. Laughing, I put my cylinder on the counter. "Fill it with syrup," I ordered. He looked at me in amazement, and seemed to doubt my sanity. "Soon," I said, "it's a bet. Close by, in Waterloo-Hotel! Quick, I don't have time." The freckled grinned all over his face."But sir, that pretty silk hat!" "It doesn't matter," I said, "the bet pays me a lot more." He grinned with a mouth that drew back to his ears and began to fill the hat with the sticky material behind the counter. "What does it cost?" I asked. "Just a schilling," he replied. I put a one-pound banknote on the counter, which I had rolled a lady a moment before. Slowly he opened the cash drawer to give it back to me, but in the same instant I grabbed the molasses hat and clotted it vigorously over my head! I assure you, boys, it was one hell of a funny sight. I quickly took the money out of the drawer, grabbed the boy's cap, which hung on a nail, and ran away. The fellow couldn't scream, his mouth was taped shut with a nice sweet plaster, and he couldn't see either, because before his eyes it was pitch-dark night!" The listeners had occasionally interrupted the narrator with loud laughter, which this time seemed almost endless. "Hey! There's someone behind that!" cried Jimmy, and indeed sat huddled on a bench, a lonely figure."Say, Heinrich, are you spinning?" roared a pockmarked fellow, and a second added: "Say, Heinrich, with the bitten cheeks, do you still mourn red Sien? He won't come back!" "Come, have a drink," Jim encouraged, grabbing his arm. A gloomy, disturbed face, on one cheek a strange scar, as if caused by a human bite, looked up. "What's the matter with red Sien?" asked Jim. "He has run off," replied one of the others with a rough laugh, but Charles, a mechanic, declared: [8] “Sien was Heinrich's sweetheart. They recently stole jewelry together. Every day they quarreled over the division of the spoils, until red Sien suddenly disappeared a few days ago——” At the same moment one of the fellows had picked up a rubber stick which lay on the table.He held the dangerous weapon to his mouth like a whistle, and whistling a familiar tune in languor, Black Sam began to sing: "Ah, where is his sweetheart, Ah where is his good wife, Sweet Sissy has vilely left him, She was no longer faithful to him!” And the whole gang joined in unison: Dear Sissy has vilely left him She was no longer faithful to him!” "Missors!" roared the teased, as he sprang to his feet, fists clenched. The vein of wrath on his forehead was swollen high, the glazed eyes seemed to fall from the head. An animal anger expressed his features. He flew at Black Sam and grabbed him by the throat. "Stop!" suddenly thundered a piercing male voice. Startled, all dashed apart. "The great unknown!" was whispered. Raised high stood a slender male figure in an elegant suit, his face hidden behind a black mask. Lush dark hair came out from under his cylinder. His slender figure gave him something regal. Without uttering a word, he looked menacingly from one to the other, then disappeared. The Cyclops poured several drinks at the buffet and then followed the stranger. The others spoke only in whispers. Heinrich with the bitten cheek had already been forgotten.There the door creaked again. "Jim and Jack, go inside," the Cyclops reported. The two hastened to obey this order. They went out the door and came into a dark passage, where, in close succession, they advanced cautiously. Sailor Jack seemed to know the way better than Jim. He led the comrade in silence through a maze of corridors. "You see, Jack," broke in Jim suddenly, "it's a great honor for us that the chief had just called us." "Shut up," snapped Jack. They stopped in front of a door. Jack knocked three times. "Come in," came a metallic sound. They opened the door and entered an elegantly furnished room. On a table were the drinks poured by the Cyclops, as well as an untouched breakfast, a bottle of wine, and a case of cigars. John Raffles, the masked one, sat in an armchair. "Good evening," he said. On the table in front of him were sounding new burglary tools, and in a corner next to the stove stood a large, open suitcase containing an oxygen device of the latest invention. [9] "Sit down," said Raffles, with an inviting wave of his hand. He pushed the box of cigars towards the two, who served themselves and bowed in thanks. Only when the two were smoking did the master thief begin to speak."I have a grand plan," he began, "in which I need some of you. "How are your instruments?" Sailor-Jack grinned. Then he looked eagerly at the tool that lay on the table. "I threw in all my best stuff during the last break-in, Chief!" John Raffles took some of the steel objects and handed them to the delighted Jack. Jim was also provided with the necessities. "And now we may proceed to the order of the day," he remarked, "the place for your work is Lord Montgomery's house. It's all about precious family jewels! “The cabinet, which has to be opened, is made of the very latest system. She stands in the vault, which is located in the basement. There's a big game tomorrow, the midnight hours between eleven and one is the best time to strike." He got up and bolted the door. He then continued in a whisper. After some time the visitors left, and through the dark corridors they soon reached their comrades again. Hands behind his back, the great stranger walked up and down the room. He then stopped in front of the trunk and looked at its contents. "We will put the Bassing family back in their possession, old miser," he muttered through his white teeth.

Traductor.com.ar | ¿Cómo utilizo la traducción de texto neerlandés-inglés?

Asegúrese de cumplir con las reglas de redacción y el idioma de los textos que traducirá. Una de las cosas importantes que los usuarios deben tener en cuenta cuando usan el sistema de diccionario Traductor.com.ar es que las palabras y textos utilizados al traducir se guardan en la base de datos y se comparten con otros usuarios en el contenido del sitio web. Por esta razón, le pedimos que preste atención a este tema en el proceso de traducción. Si no desea que sus traducciones se publiquen en el contenido del sitio web, póngase en contacto con →"Contacto" por correo electrónico. Tan pronto como los textos relevantes serán eliminados del contenido del sitio web.


Política de Privacidad

Los proveedores, incluido Google, utilizan cookies para mostrar anuncios relevantes ateniéndose las visitas anteriores de un usuario a su sitio web o a otros sitios web. El uso de cookies de publicidad permite a Google y a sus socios mostrar anuncios basados en las visitas realizadas por los usuarios a sus sitios web o a otros sitios web de Internet. Los usuarios pueden inhabilitar la publicidad personalizada. Para ello, deberán acceder a Preferencias de anuncios. (También puede explicarles que, si no desean que otros proveedores utilicen las cookies para la publicidad personalizada, deberán acceder a www.aboutads.info.)

Traductor.com.ar
Cambiar pais

La forma más fácil y práctica de traducir texto en línea es con traductor neerlandés inglés. Copyright © 2018-2022 | Traductor.com.ar